|
1 Het mysterie van de Ogams![]() Gwenc'hlan... Mijn meester, naar wie al mijn gedachten uitgaan, nu ik verlangend begin uit te kijken naar het ogenblik dat ik hem zal weerzien in de andere wereld, achter de nevelen... |
2 Ys![]() Gwenc'hlan zoekt zijn oude vriend Budog op. Tijdens een wandeling langs het strand, waar de dode en onthoofde monnik is aangetroffen, heeft hij iets in het zand gevonden. Wanneer Budog het voorwerp ziet schrikt hij. Het is een medaillon van de duivel volgens de monnik. Gwenc'hlan begrijpt het niet. Is dit niet het teken van het geloof van Budog? Dan vertelt Budog de ontstaansgeschiedenis van het teken. Toen het geloof in Jezus Christus zich over Brittanië verspreidde waren er verschillende interpretaties van het geloof. Dit stoorde Rome. De paus stuurde een speciale afgezant, Patricius, naar Brittanië. En deze Patricius was niet tot enig mededogen geneigd. Hij riep een geheime groep in het leven, de 'imperium dei'. Het waren duistere extremisten die iedereen vermoorde die een afwijkende en onafhankelijke mening had. Het symbool op het medaillon is die van hun orde. De orde imperium dei zou niet meer bestaan maar daar twijfelt Budog nu aan.
|
3 De lans van Lugh![]() Door zijn onderzoek in de stad Ys leert Gwenc'hlan dat een geestelijke bezig is om een stuk van het manuscript te vertalen. De eerder vermoordde broeders hebben ook aan delen hiervan gewerkt. Maar wanneer hij deze broeder Thomas vindt is het al te laat. De geestelijke is dood. En in de kamer treft Gwenc'hlan een man die gehuld is in een mantel met een kap die zijn gezicht afschermt. Al snel komt het tot een gevecht.
|
4 De kring der reuzen![]() Terwijl Gwenc'hlan en Taran in de grot onder de stad Ys het gevecht aangaan met zijn handlangers, snelt prins Gurvan omhoog. Trede na trede snelt de minnaar van Dahud omhoog met in zijn handen de magische lans van Lugh. Hij slaat geen acht op de waarschuwingen van Gwenc'hlan. De druïde waarschuwde dat het verwijderen van de lans uit de ruimte het evenwicht zou verstoren. De stad Ys zou zo ontdaan worden van haar bescherming tegen de woeste oceaan. Dan is hij boven. Gurvan loopt met zijn trofee een zaal in. Maar hier wordt hij opgewacht door prinses Dahud. Zij begrijpt dat haar minnaar haar bedrogen heeft, gebruikt heeft om zijn doel te bereiken. Een gevecht ontaard. Gurvan meent dat hij haar aan kan. Heeft hij haar immers al eens niet eerder verslagen? Maar hij maakt een kolossale fout. In het eerste gevecht heeft slechts een deel van Dahud verslagen, maar nu wordt hij geconfronteerd met haar goddelijke deel. Het is nu een gevecht dat hij verliest en waarbij hij de hoogste prijs betaald. Ondertussen stijgt de oceaan en de stad Ys wordt overspoeld. Een schouwspel dat door Budog en zijn helper Mawdez vanaf een kleine sloep wordt gadegeslagen. In de stad zoekt Gwénolé ook naar een uitweg. Zijn oog valt op een groot houten kruis, volgens de geestelijke een teken van God. Maar ook Gwenc'hlan en Taran moeten in de onderaardse gewelven van de stad vluchten voor het woedende water. Dankzij de vindingrijkheid van Gwenc'hlan bereiken zij ongedeerd de oppervlakte. Hier treffen zij Gwénolé die de ramp ook heeft overleefd.
|
5 De steen van het lot![]() Nadat Taran in het woud zwaar gewond was geraakt heeft Gwenc'hlan met zijn gekwetste leerling de tocht gemaakt naar het eiland Mona. Ze vertrokken in een kleine sloep terwijl de zee woest op en neer deinde. In zijn koortsdroom valt Taran steeds dieper de oceaan in. Hij ziet vreemde wezens met vrouwelijke vormen. Is dit zijn einde? Maar een stem roept zijn naam. Het is een krachtige stem. Taran opent zijn ogen en kijkt naar het gezicht van zijn leraar. Gwenc'hlan vertelt hem dat zij het beoogde eiland hebben bereikt. Een monnik, broeder Brieg, heeft Taran verzorgd. Hij is er in geslaagd de jongen aan de dood te ontrukken. Volgens de ervaren druïde zullen de gebeurtenissen grote veranderingen in Taran teweegbrengen. Hij was dood en is teruggehaald, hij heeft de andere kant gezien.
|
6 Avondschemering![]() Gwenc'hlan en Taran zijn in het gezelschap van de Picten en van broeder Brandaan aangekomen Ailbi (IJsland). Hier leven de Vikingen die de heilige steen van het lot van de Picten gestolen hebben. Brandaan weet een manier om de versterking van de Vikingen binnen te dringen. Na een lange tocht door de uitgestrekte grotten komen ze bij een onderaardse bron, waar de Vikingen hun bronwater uit putten. Het gezelschap baant zich in de nacht een weg naar een centraal gebouw waar de steen bewaard wordt en waar zich ook de aanwijzing moet bevinden waar de ketel van Dagda verborgen is. Alles lijkt goed te gaan maar wanneer ze binnentreden, blijkt het een val te zijn.
|
7 De vermisten van Cornouaille![]() Geteisterd door de wind en de regen gaat de man gebogen voort. Hij nadert een huis waar zijn aankomst wordt opgemerkt. De oude man die komt aanlopen is de druïde Corann en zijn komst is welkom. Hij wordt opgewacht door Leonin, de Tiern (een oude Bretonse term voor een lokale heerser). Leonin bevindt zich bij dit huis omdat hier het gezin van de smid Ronan verdwenen is. De smid zelf is dood aangetroffen. Beestachtig afgemaakt. Nadat Corann zich herstelt heeft van de aanblik van het lichaam is zijn eerste vraag wie voor zoiets weerzinwekkends verantwoordelijk zou kunnen zijn. De gedachten van Leonin gaat uit naar de Sasken. Maar meer dan een bijl en wat vooringenomenheid heeft de Tiern niet als aanwijzingen.
|
8 De geheimen van het oosten![]() De moord op de smid Ronan en het verdwijnen van zijn familie heeft Gwenc'hlan en Taran samengebracht met Leonin de Tiern om de daders op te sporen. Ook de jonge Leil voegt zich bij het gezelschap aangezien ze zou trouwen met de oudste zoon van de smid. In eerste instantie dacht Leonin dat een Saskenclan verantwoordelijk was. Maar ook de Sasken zijn aangevallen door hetzelfde wezen. Een wezen dat de ingewanden van zijn slachtoffers meeneemt. Er blijken veel meer slachtoffers te zijn geweest in de afgelopen jaren. Gwenc'hlan, Taran en Leil gaan op onderzoek uit bij een groep hutten waarvan de bewoners verdwenen zijn. Ook de nieuwe bewoners lijken allemaal in lucht te zijn opgegaan, op één na. Ze vinden een man begraven in de aarde, verdoofd maar nog in leven. Gwenc'hlan besluit te wachten tot het wezen weer terugkomt om het te confronteren. Maar zijn plan slaagt maar gedeeltelijk. Het wezen krijgt zijn slachtoffer te pakken en Gwenc'hlan lijkt nu ook verdwenen te zijn. Opgeschrikt door het lawaai komen Taran en Leil poolshoogte nemen en volgen de sporen tot ze bij een gat in de grond komen. Taran besluit zijn meester te volgen, afgeschrikt door het onbekende blijft Leil achter. Nadat hij een zoen heeft gekregen van de jonge vrouw laat Taran zich in het gat zakken. In voslagen duisternis moet de leerling van Gwenc'hlan op handen en voeten verder kruipen. Na enige tijd wordt de ruimte groter en kan hij een toorts aansteken en zo zijn weg vervolgen. De sporen leiden hem steeds verder deze vreemde onderaardse wereld in. Uren
gaan voorbij en het de voetafdrukken leiden Taran naar een nieuw gat in de grond. Om de diepte te peilen laat hij de toorts naar beneden vallen en daalt dan af. Tot zijn stomme verbazing komt hij in een grote ruimte maar wat hij dar ziet verbaasd hem nog meer. In deze onderaardse ruimte is een tempel gebouwd. Maar door wie en waarom?
|